Albert Rubens’ ingeboren behoefte aan ordening deed hem als student reeds afkeren van de figuratie. Zijn vroege abstracte werken waren vlaksplitsingen, gebaseerd op een stramien van verschuivingen binnen het platte vlak. Het waren altijd zwart-wit schilderijen. Later werden de structuren constructiever en ruimtelijker. De behoefte ontstond om uit het vlak te komen en de werkelijke ruimte op te zoeken.
In Albert Rubens’ huidige werk speelt de kubus een essentiële rol; het is zijn uitgangspunt. Dit geometrische lichaam verbergt heel wat mogelijkheden tot variaties. Op de zes vlakken kunnen een oneindig aantal punten worden gezet om die dan met lijnen te verbinden. Het verbinden verloopt volgens een subjectief gekozen systeem. De ontstane lijnstructuren hebben naargelang het gekozen systeem een andere vorm. Lopen ze buiten de kubus dan worden ze door het kader van het schilderij gestopt. Ook variëren de lijndiktes omdat ze steeds ruimtelijk gezien worden.
Het werk van Rubens is binnen de kunsthistorie van de vorige eeuw, suprematisme, constructivisme, geometrische abstractie, concrete of conceptuele kunst niet eenduidig te catalogeren; hij heeft van dit alles wat maar nooit volledig en onvoorwaardelijk. Hij wist een eigen taal te creëren.
De kunst van Albert Rubens is een doordacht universum van louter geometrische ervaringen.
(vrij naar P. Hefting)